De dood als metgezel

2014     6 December

In de kapel bij het ochtendgebed overdenk ik de situatie. Mij is al gezegd, dat niet alles kan wat we zouden willen. Er is geen tijd. Ik realiseer me, dat de vaste kloosterstructuur en de vaste rituelen die gemaakt werden als steun, als hulp aan de mensen, hier een gevangenis worden, steeds knellender. Daar kan ik helemaal niet inbreken. Daar is minstens het woord van een bisschop voor nodig. Yousif Thomas moet bevelen dat ze stoppen met rennen, of de generaal. En eindelijk aan zichzelf ook toekomen.

Bij het ontbijt zeg ik tegen zr. Marie Teresa, (algemeen overste toen ik in Mosul was, en zij haalde me hierheen): „U heeft weer een massage nodig. Ik heb vandaag nog een uur.” Ze bedankt me, ze had het me willen vragen. En dan zeg ik: „ Jullie moeten stoppen met zo rennen, dit gaat niet goed hier.” En zij reageert: „Maar er is zoveel nood!” „Jawel, maar jullie zelf zijn óók in nood!” Dan komen de tranen, „jawel, wij zijn ook in nood.” Ik: „Ik zal met zr Maria spreken, de overste. Ik weet dat u die kracht niet heeft nu.” Ze kijkt me dankbaar aan.

Even later komt zr. Maria binnen. Tijdens de Eucharistieviering was ze weggehaald uit de kapel. Zr Maria meldt: „ Zojuist is zr. Najat Sheto plotseling overleden.” Stilte. Niemand huilt, maar diverse gezichten staan op huilen. De zesde zuster, zij kwam uit Caracosh. Een lieve oude vrouw. Dan vertelt iemand zachtjes tegen me: „ Sinds twee dagen zei ze, dat ze zich een beetje ziek voelde.”  Ik: „ Maar ze liep door?” „ Ja, ze liep door.”

Tegen een verpleegkundige zeg ik: „ Dit moet stoppen. Jullie kunnen niet allemaal doorrennen tot je dood erbij neervalt.” „ Ja, maar er is zoveel nood, het is zo’n puinhoop buiten!” „Maar hier is het ook een puinhoop!” „ Je was niet buiten, je weet niet hoe erg het is.” „Jawel, ik was buiten, ik weet hoe erg het is. Het is hier erger.” Ze denkt dat ik het niet begrijp. Ik stop, ook dit heeft geen zin. De onbarmhartige situatie schept onbarmhartigheid, tegenover elkaar en ieder tegenover zichzelf ook. Onbarmhartigheid, gekleed in ‚hulp aan de mensen in nood’. Het is dodelijk.

Als zr. Maria komt ontbijten, ga ik bij haar zitten. Voorzichtig spreek ik het aan: „De zusters rennen door, maar ze kunnen niet meer.” „Ja, ik weet het.” „Ook deze zusters zijn allemaal in nood, maar ze willen helemaal niet aan zichzelf denken.” „Nee, want er is buiten nog zoveel meer nood.” „ Nee zuster, hier is de nood het grootst. U krijgt te eten, u heeft een goed bed. Maar ze hebben geen moment om op adem te komen. Ze moeten stoppen, elke dag ook tijd nemen voor zichzelf.” „Ja, ik weet het, maar wat kan ik doen?”

Ja, wat kan ik doen. Ze is te beleefd om me tegen te spreken en kent te weinig Engels ook mis -schien. Ik ben als gast er nog een last bij. Twee dagen geleden celebreerden we plechtig in de kerk, met vijf bisschoppen als getuige, ook patriarch Sato, het religieuze leven. Eén zin over wat religieus leven betekent in deze tijd, vertelde zr Diana me. Verder ging het niet over de actualiteit. Die ene zin was: „ We moeten ons opofferen.”

Weer moet ik helemaal opnieuw denken. Ik zou hen kunnen leren de anderen beter te helpen, maar ze hebben geen tijd. Ze gaan zeker geen tijd nemen om onder mijn leiding een meditatie te leren doen met het lichaam. Ze rennen zelfs weg voor hun angst wie de volgende zal zijn die neervalt. De ongelijktijdigheid is té groot. Degenen die toe zijn aan stoppen, worden opgejaagd door degenen die nog vluchten voor de eigen nood. Dat is de ramp van een groot convent.

Zuster Huda komt na het ontbijt naar me toe. „De drie zusters die vanmorgen zouden komen voor een massage hebben afgezegd. Ze zijn te gespannen, ze kunnen niet.” Dit bedoel ik nou. Ze denken dat het een luxe is, ze ontkennen de noodzaak om tot ontspanning te komen. Ze zouden nu juist moeten komen! Zelfs God breekt hier niet doorheen. En zr Huda vertelt, dat zr Najat haar nicht was.

Dan bied ik zr Maria aan: „ Vanavond, na de recreatie, voor de completen. Geef me tien minuten, dat we in stilte bij onszelf zijn. Ik zal dat met muziek en een paar woorden begeleiden.” Zacht zegt ze: „ Misschien, ik zal zien.” Ze zal me niet tegenspreken. Ze zal ook niet die ruimte geven.

Dan zeg ik: „ Ik zal God bidden, dat hij u wijsheid mag geven in deze situatie.”

Ik loop hen in de weg met mijn goede bedoelingen. Ze moeten voort, weer duizenden dozen hulpgoederen uitpakken. Of zoiets. Alleen degenen waarmee ik elf jaar geleden vertrouwen opbouwde, zouden zich willen overgeven aan wat ik hen kan leren. Het zijn allemaal dokters die ontkennen dat ze een arts nodig hebben, op die paar na dus.

De ongelijktijdigheid is veel te groot en veel te opeengestapeld in dit huis zonder tuin, om er ook maar DIT beetje ruimte aan te geven. Voort, als in de dodenmarsen van 1945. Ze hebben niet eens nazi’s nodig om hen voort te drijven. Het ritueel tot onbarmhartigheid gemaakt, de onbarmhartigheid geritualiseerd. Elke poging van mij versteent onmiddellijk tot nog een brok onbarmhartigheid. Ik moet nóg anders leren denken, anders heb ik hier niets te zoeken deze week. Ik moet een betere ingang vinden tot hen, anders kan ik beter ook naar een vluchtelingenkamp gaan.

Ik zit midden in dit drama en kan niets doen. Net als zij allemaal, maar zij spelen nog alsof. Ik kan het met hen samen uithouden, dat is voor hen overigens al heel veel.

Vandaag is de dag gewijd aan de dode. Zojuist hebben we in de kapel het Salve Regina gezogen, en vele Weesgegroeten gebeden. Ik  prijs God dat ik dat tenminste kan meebidden. En nu komt zr. Marie Theresa me melden, dat om 11 uur het grote gebed zal zijn. En om 14.00 uur de begrafenis. Allen zullen gaan. En een sein van de jonge zusters. Een zei er: „ Alles dood om ons heen, ik kan niet meer.”

Voor de dode laten za alles vallen, ineens heeft iedereen tijd. Een hele dag. De wake bij de dode, die geeft wel rust. Dat voel ik. Het is te macaber dat ze alleen door een dode gestopt kunnen worden. We zullen zr. Najat Sheto begraven en daar de hele dag voor nemen. Dat zij moge rusten in vrede. Zij wel.

7.   6 December      Irak tussen vrijdag en zondag

Toen ik woensdag in het convent van de zusters Dominicanessen van de H. Catharina van Siëna aankwam, werd ik naar mijn kamer gebracht, en kort erna was het tijd voor het rozenkransgebed en koorgebed: terts, 12 uur. Ik schuif een bank in. Achter mij zit een zuster die mij een rozenkrans aanreikt. Ik kijk haar aan, een ongelooflijk lief en zachtmoedig gezicht knikt me toen. Na het gebed reik ik hem haar voorzichtig terug, en weer die diepe warme glimlach in dat oude gezicht. En superzachte handen. Als ik bij volgende gebedsmomenten voor haar kom zitten, glimlacht ze me warm toe. Donderdag reikt ze me precies zo de rozenkrans. Dit is onze communicatie, verder spreek ik haar niet, ze behoort tot de zusters die geen Engelse woorden kennen. Vrijdag is ze er niet, ik mis haar glimlach. Zaterdagmorgen is ze plotseling dood. Zr.Najat Sheto.

Bisschop Yousif Thomas Mirkis o.p. had in Nederland gezegd, dat het Iraakse volk nu leeft tussen vrijdag en zondag. Ze leven het lijden van Goede Vrijdag, maar leven tegelijk de hoop op de ver-rijzenis.

Deze zaterdag van zr. Najat Sheto is zoiets. Ik weet niet of ik moet lachen of huilen, als ik zie welk een kracht de zusters plotseling hebben. Een rustige, intense kracht. De kist is van waaibomenhout, de deksel zo’n zwiepplaat waarmee wij een goedkope kast aan de achterkant dichttimmeren.  Bij de opstanding der doden zal God met haar geen moeite hebben om erbij te kunnen. Als de deksel wordt opgespijkerd staat de kapel vol. Familie is al aangekomen. Sommigen huilen intens, bidden klagend zingend hardop, de zusters laten het allemaal gebeuren. De zusters wijken, de familie in de kapel. Dan samen eten. De zusters wijken, de familie zit aan de tafels. Dit is mijn moment om van mijn gastenplek weg te gaan en me tussen de zusters te mengen. Ik besluit dat ik nu gewoon onderduik, ze moeten niet nu ook nog alsmaar bezorgd om mij zijn. Ik red me wel, ik ben niet hier om verzorgd te worden! Ik duik mee de keuken in, daar is het nodige af te wassen, van 80 eters. Ik vind mijn plek, doe dat wat net niet gedaan wordt en waardoor de keten dreigt te stotteren. Dan gaan we in auto’s, naar een kerk. Eucharistieviering. In de Chaldeeuwse ritus is dat ook een soort receptie, je mag komen wanneer je wil. Bij de communie zijn allen er: ruim 150 mensen schat ik. Hebben allemaal gehoord dat vanmorgen zr. Najat Sheto plotseling overleed en hebben allemaal hun werk laten vallen. De tam tam werkt. De kleine zusters van Charles de Foucault zijn er ook.

Dan gaan we naar het kerkhof. Het lijkt een oorlogskerkhof, rechte rijen allemaal dezelfde kleine witte gedenksteen rechtop. Mannen dragen de kist, in hun gewone kleren. Alles wordt zelf gedaan, niks geen beroeps. Op het kerkhof staan alle mannen rond het graf, de vrouwen staan daarachter. Zr. Najat Sheto wordt onmiddellijk begraven, kuil dichtgegooid met zand. Dan legt de novice Diana de bloemen op het graf die vanmorgen bij haar kist stonden.

Enkele zusters gaan nog kijken bij de andere graven, van de vijf zusters die in twee weken tijd stierven nadat de immigranten uit Caracosh ineens hun groep oude zusters waren binnengevallen.

Terug in het klooster is de hele benedenetage vol met familie en andere gasten. Er worden stoelen aangesleept, ik doe mee. Er wordt bediend, en in elke ruimte is één zuster om met de familie te praten. Twee ruimten met mannen, een ruimte en de gang met vrouwen. 80 gasten? Honderd?

‚s Avonds zijn de zusters meer ontspannen dan de afgelopen dagen. De dag samen in diepe rust rondom deze lieve dode heeft net datgene bewerkt dat zo hard nodig was. Even bij jezelf komen. tenslotte zijn ze allemaal hun sociotoop kwijt, de toekomst is mistig, het heden bedreigend en chaotisch.

Een dag lang het ritueel tot de dode heeft ineens gelijktijdigheid bewerkt. Dit is ware COMMUNIO: samen eenzelfde gedeelde emotie in rituelen voltrekken. Dat valt niet op te leggen, dat gebeurt. En dan geeft het een geweldige spirit. Waar eenheid wordt opgelegd, wordt de ongelijktijdigheid verdoezelt en woekert ondergronds voort. Die veenbrand in dit huis is even gestopt!. Er was een dode nodig om hen tot staan te brengen. Ze lachen zelfs ontspannen, in deze ene grote groep ontstaat één gezamenlijk ontspannen gesprek. Dat is heel bijzonder.

Hoe droevig ook de dag, er is een soort verrijzen. Een rustige kracht die hen samenbrengt. En er zijn ineens openingen om aan het werk te gaan met een meditatie met het lichaam. Nog deze avond maken we samen een start. Misschien kan ik toch nog in de komende dagen voldoende leren aan een aantal zusters, zodat ze elkaar verder kunnen helpen. Want de toekomst zal nog lang onzeker blijven.

De kern van de meditatie is, dat we geschapen zijn als tempel van de Heilige Geest, maar als we zelf niet thuis zijn, kan de Geest ook niet op bezoek komen. Dus mediteren op een wijze, die je weer in je eigen lichaam terug brengt, weg van dat vluchten en rennen.

En dan ineens, zondagavond, is er feest vanwege twee zusters die naamfeest hebben. Twee jongere zusters hebben een spelprogramma voorbereid. Er wordt geweldig gelachen, anderhalf uur lang. En het is een ontspannen lach! Hier gebeurt ook therapie! Wat gisteren aan eenheid werd opgebouwd, heeft gehouden tot vanavond. En dit versterkt het nog. Er zijn ineens geweldige stappen gezet door allen samen, en dat ‚druk’ ‚druk’ was ineens voorbij. Wat een keien van vrouwen!

Toch was het een zware dag gisteren. Zeer zwaar. Er komt een gedicht in me op van Erich Fried uit  zijn bundel: ….en Vietnam…. uit 1966. Het past wel bij dit land met IS.

Voorbeeld

Zij

die ons met hun leven

een voorbeeld willen geven

hoe gemakkelijk het doodgaan is

als zij  ons in het doodgaan

eens wilden voorgaan

hoe gemakkelijk zou dan

het leven zijn.