Terug naar Caracosh

6 en 8 augustus zijn er twee grote evenementen in het Deir Mariam Aladhra, om de vluchtelingen op weg te zenden. Afsluiting van een zomerprogramma voor de kinderen; een liturgische viering in de bergen van Sulaymaniyah. En het huisje van de soldaten die ons bewaken mocht met vredesvlaggetjes versierd worden!

3 augustus 2017. Sulaymaniyah. De grote terugkeer naar Caracosh en andere stadjes en dorpen in de vlakte van NInivé, rondom Mosul dus, is begonnen. In die eerste uren die ik ditmaal hier weer ben, heb ik via vijf verschillende ‚gesprekspartners al een eerste inkijk gekregen in de opvlammende hoop en de diepten van ellende daar dwars doorheen.

Zuster Carol, van Mar Musa/Syrië, maar wonend in Rome en hier voor enkele weken op bezoek bij haar confraters, vertelde bij het ontbijt dat er al zo’n 1000 mensen in Caracosh terug zijn, en bezig zijn om hun huis te repareren, schoon te maken, bewoonbaar te maken. Er zijn in Caracosh diverse huizen afgebrand voordat de ISIS-mannen hun hielen lichtten. „Wij niet, dan jullie ook niet”, hebben die gedacht. We spreken echter van grote, met stevige steen gebouwde huizen, dus de meeste staan toch nog overeind. Ramen en deuren waren minder brandbestendig, dat is goed zichtbaar. Manar liet me in januari al foto’s van haar huis zien.

Alle huizen zijn ook geheel gestript wat huisraad betreft, die werd in de afgelopen jaren opgestookt of verkocht, dat verteld het verhaal niet. Lege huizen dus. En goed smerig, je vraagt je af hoeveel werk die ISIS-mannen eraan gehad hebben om het zo smerig te kunnen achterlaten. Zuster Carol vertelde ook, dat er plannen zijn bij diverse families hier om terug te gaan voordat de school begint, zodat de kinderen nu weer thuis kunnen insteken.

Bij een familie die met drie gezinnen en oma een eigen kleine caravan-tuin hebben, klinkt ook het geluid van teruggaan.  Mijn Arabisch is nog steeds te pover om gedetailleerd te kunnen doorvragen, en hun Engels is ook zeer beperkt. Zij het dat ze het altijd nog winnen van mij. Veel exacte informatie krijg je daarmee echter niet los. Wel de stemming, dis is zonder taal te bemiddelen. Moeder wil niet, niet terug naar Caracosh. Schoonzoon wil wel, zijn broer is al op verkenning in  Caracosh, zijn huis al een beetje ‚schoonmaken”. Dochter houdt zich op de vlakte, wil niet moeder of man afvallen. Het is wel het thema nu, overal. Alleen de kindertjes hebben niets in te brengen. Die hebben deze zomer een leuk zomerprogramma gekregen, vier dagen per week. Die hoeven even nog niet te delen in de zorgen.

In de namiddag bezoek ik Manar, en ze vertelt me dat vooral Wisam, haar man, heel nerveus is, gestrest. Ze zijn na Pasen allemaal samen in hun huis geweest, voor een eerste schoonmaak. En ja, er zijn inderdaad zeven scholen in Caracosh waarvan de teams de voorbereiding begonnen zijn om in september te kunnen starten. Wisam heeft haar gevraagd, of ze óók voor die tijd terug wil. Maar ze heeft nee gezegd, niet per sé. Ze hebben zelf geen geld om wat echt nodig is te laten opknappen, en ze zouden met hun vier kinderen (5-16 jaar) samen precies één kamer hebben om te leven totdat er enige reparatie gebeurd is. Hier in Sulaymaniyah heeft Pater Jens Petzold naast het klooster voor hen een klein huisje gehuurd, twee kamers en een keuken. Omdat Wisam vanaf het begin in oktober 2014 intens meehielp de zaak hier te coördineren en op orde te houden ondanks de grote hoop families in kapel, bibliotheek en waar maar plek was, kreeg hij die woning aangeboden. Dus, nee, Manar wil niet voor onbepaalde tijd in één kamertje kruipen vanwege de school.

Het betekent een keuze voor een andere onzekerheid. „We wachten tot we gebeld worden. We wachten dus alle dagen op een telefoontje.’ ??? Er zijn drie NGO’s in Caracosh om de mensen te helpen bij de wederopbouw. Ze kunnen maar beperkt helpen, dus ze bellen als ze weer ruimte hebben voor een volgend huis. „Als zij ons bellen, dan helpen ze mee betalen aan de reparaties. Wij kunnen dat niet zelf. En dit wachten is dus ook zenuwslopend. Wisam kan er niet tegen.”

Pater Jens heeft het er bij het avondeten over. Deze maand gaan zeker zes families vertrekken. „En bijna zeker gaan ze mij om hulp vragen om hun transportkosten te dekken. Ik schat per familie wel $350,- nodig te hebben. Of ik dat ga redden? Ik kijk al tegen een gat van zo’n $30.000 aan doordat het afgelopen jaar de stroom meestal wegviel, en de generator dus olie slurpte. Maar ja, de families moeten toch terug kunnen.”

Dan komen een dochter en moeder op Pater Jens af, eigenlijk in zijn vrije avonduur, als ‚de spreekuren’ zijn afgelopen. Hij baalt, is ook moe, maar luistert. Als ze weg zijn, word ik bijgepraat. De moeder heeft net een borstamputatie achter de rug, krijgt bestraling, daarna chemo. Drie jaar geleden, vlak voordat ze hun eigen wooncontainer hier kregen, haar man was er al heel trots op, stierf die man; hij leefde met rolstoel. Nu zij met kanker. Ze vraagt Pater Jens of ze alsjeblieft in de container mag blijven wonen, ze wil in Sulaymaniyah blijven, hier is een goed ziekenhuis voor kankerbehandeling. In Mosul is alles plat, daar kan ze niet begeleid worden. Ze wil in Sulaymaniyah blijven voor het ziekenhuis. Van hem mag ze, maar ze zal in haar eentje wonen op dat containerpleintje, dat moet ze wel weten. Als ze een huisje wil huren, zal ze niet voldoende steun krijgen om dat te betalen. En het klooster kan dat niet betalen, de UNHCR trekt zich nu helemaal terug. De nieuwe activiteiten zijn al begonnen, vorming, cursussen, bezinning. Hij begrijpt haar wel, ze heeft helemaal gelijk. Ze mag in de container blijven, de andere zullen voor lessen gebruikt worden. Maar zien hoe het loopt. Ook aan ernstige zieken heeft hij onverwacht enkele duizenden moeten uitgeven dit jaar.

De terugkeer is in al haar vormen aanwezig, ik durf nog niet te zeggen dat ik hoop in de ogen zie. Er is moeheid, twijfel, maar ook wel de vaste wil om de schouders er onder te zetten. Helemaal opnieuw beginnen. Ik heb nog ergens aangekaart, dat ze nu moeten gaan doen wat hier in het klooster gebeurde: samenwerken, ieder doet dat wat zij of hij kan. Samen elkaars huizen opknappen. Dan hoef je niet zoveel loon te betalen, en je bouwt gemeenschap op. Als Jacques Mourad over enkele dagen terug is, ga ik dat met hem maar eens doornemen. Hij kan mensen motiveren. Het is ook de werkwijze van aartsbisschop Mirkis, maar hij is voor hier een verweg figuur. Deze vluchtelingen zijn van een ander kerkgenootschap, de Syrisch katholieken. Mirkis is Chaldeeuws katholiek. ruilhandel, uitruilen van kunnen, dat is precies goed voor tijden als deze en MIrkis is er slim in. Samen de mouwen opstropen. Het is echter goed denkbaar, dat de ongelijktijdigheden in de emotionele  beleving te groot zijn om die samenwerking te kunnen organiseren.
Dat veel energie nodig zal zijn, bijzondere aandacht om de gemeenschap weer op te bouwen, daar is Manar zich zeer bewust van. Ze vroeg me of ik niet iemand kende om naar Caracosh te sturen en te helpen bij die moeizame wederopbouw van de gemeenschap. De zorg staat op haar gezicht. – YHS