Het kan verkeren…

Ik, mede-oprichtster van de Basisbeweging Nederland in de jaren zeventig, ik belijd mijn geloof in hiërarchie. Onderscheiding der geesten reken ik tot mijn vermogen, de waarde van een goed functionerende hiërarchie begrijp ik regelmatig erg goed. De heiligheid van de Anawim (armen) is ook best betrekkelijk, ook daar onderscheid ik nogal geesten. Jawel, ik klink arrogant, ben ik wellicht ook. Dat onderscheiden der geesten is echter een overlevingskunst in oorlogstijd. Bij het aanharken van mijn tuin verdraag ik de rotste mensen, maar als het erop áán komt wil ik wel weten bij wie ik in de auto stap.

Vanmiddag leefde ik op vergelijkbare wijze een diep verlangen naar de aanwezigheid van politie. Op weg naar Kirkuk, na een eerste omleiding die al zeer traag verliep, reden we vast in een chaos van auto’s die niet meer bewogen. Dat was halverwege de rit, bij Chamchamal. Het stond vast, en steeds vaster. Ik stelde voor om terug te keren, maar de chauffeur kan weinig met mijn Engels, Sulaymaniyah begrijpt hij, het gebaar ook, maar de Pater had de opdracht gegeven dus wat wilde ik nou? Zo werkt hiërarchie óók en als vrouw in deze cultuur hier zou ik dus eigenlijk nog steeds overtuigd tegen moeten zijn. Maar ja, ik heb wel eens dodelijke overstromingen meegemaakt, aardbeving, oorlogen, en nu dus vastgelopen verkeer. Lang geleden stelde ik al eens vast: besturen en hiërarchiën zijn er vooral met het oog op oorlogstijden. Wie dat niet aankan, moet je niet op zulke plekken zetten. Ook je regels moet je voor zulke momenten maken, en in het gewone doen stevig vertrouwen op de gezamenlijke belangen. Als je zulke regels in het dagelijks leven strak gaat doorvoeren, wordt leven doodgedrukt. Weten we in Nederland van mee te praten sinds de staat in grote paranoia alle sociale sectoren via protocollen regelt… er gaat veel mis voor wie niet in het voorgedachte plaatje past.

Hiërarchie dus voor oorlogstijden. Als die er op zo’n moment niet is, bid dan maar voor het volk. Is die niet adequaat op zo’n moment, laat het bidden dan ook maar want dan wordt ook God hulpeloos en machteloos.

 

Het vermoeden is dat er een stevig ongeluk is gebeurd. Ik heb het weer over de auto naar Kirkuk. Gebeurt op die hoogte vaker, een ongeluk. Toen wij aankwamen in wat filevormend aandeed, doken diverse autos door de middenberm heen naar de kant van de tegenliggers die leeg was. Aangekomen op dat punt, bleken er bij ons op de rechterrijbaan vrachtwagens puur geparkeerd te staan, en op de linker rijbaan reed het nog zachtjes door. Moest dat wel, naar die andere kant? De chauffeur deed het in ieder geval. We reden nog heel even, en daar dook het steeds meer naast elkaar, vijf rijen dik maar vooral kris kras. En toen stop. Niets meer. Mijn voorstel dus om terug te keren na zo’n stief kwartiertje staan. Niemand die iets wist, tot er een agent was die poogde ruimte te scheppen zodat een tegenligger zich door dat alles heen kon wringen om naar Sulaymaniyah te rijden. Toen nog eentje. En nog eentje. In het half donker kon ik zien dat die een stuk verderop moeizaam de middenberm overstaken en dus kwamen van de kant waar wij eigenlijk behoorden te rijden.

Er viel een kwartje bij mij. Hét kwartje? Joost mag het weten. Ik ben hier wederom op bezoek in dat land, waar ze sinds 1991 van dag op dag moesten overleven. Ze zijn allemaal nog steeds geen egoïsten geworden, het is nog steeds behoorlijk communautair, maar als het leven moeizaam wordt klampt iedereen zich allereerst vast aan de eigen creativiteit en vindingrijkheid. Als ratten die door onmogelijke gaatjes de weg vinden, zoeken de chauffeurs toch te komen waar het geluk hen misschien toelacht. Je kunt maar nooit weten, erger kan het toch niet. Het is de psychologie van de loterij. Je weet dat het voor niets is, maar je koopt dat lot want wie weet…

Dus wat ik voor mijn ogen denk gezien te hebben: onze tegenliggers moesten ergens ver voor ons uit op onze kant gaan rijden, waardoor alles heel langzaam ging, en dus doken vanaf onze zijde steeds meer autos naar die andere, lege kant, waardoor die tegenliggers géén kant meer op konden. Gelukkig belde de Pater, ik werd al gemist. Hij besloot met mij dat we terug zouden gaan. Keren en ons door zes rijen dik staande auto’s werken werd een klus, maar het lukte. Had niet later gemoeten, want we reden nog lang tussen allemaal tegenliggers door die op deze helft in alle onschuld en hoop poogden te ontkomen aan de stilstaande kluwen op hun eigen weghelft.

 

Ik vrees dat ik hier een voorproefje kreeg van hoe dat „terugkeren naar Caracosh” en zo er zal gaan uitzien, als er geen goede leidinggevenden zullen opstaan. Ziehier hoe mijn liefde voor bisschoppen geheel is teruggekeerd in mijn ziel. Ik meen het, al klink ik zelfs voor mezelf ironisch. In oorlogstijd heb je bisschoppen nodig. Goede bisschoppen, die de oorlog kunnen verzachten waar dat nodig is en richting geven waar het anders vastloopt. En zo’n bisschop moet dan weten dat priesters die zich vervolgd voelen, geen verkeer kunnen regelen. Die moeten geleid worden en hun „herderlijke” opdracht opschorten of teruggeven.

 

En als ik van hieruit naar Nederland kijk…

Om rk Nederland sinds 1970 samen te vatten: Nederland was niet in oorlog en het Vaticaan dacht van wel, want een kapelaan Simonis had dat geroepen. Een hiërarchie die zich zo zeer vergist laat het verkeer goed vastlopen. God boven de hiërarchie gesteld, dat lijkt me wel de oplossing. Zolang hiërarchen dat ook weten, is er hoop voor de wereld.

Nu de mannen nog leren dat ze geen goden zijn en vermoedelijk ook geen ziel hebben.

Ik zit in de blokken om weer te pogen bij mijn bisschop Mirkis te komen!